Waar ik opgroeide hield iedereen van elkaar. We begrepen het leven en wisten hoe de toekomst eruit zou zien. De wereld ging onherroepelijk kapot, maar wij zouden veilig zijn in de liefde van God. Maar net als in zoveel sprookjes, is niets wat het lijkt. De liefde bleek voorwaardelijk, de toekomst gelogen. Nu sta ik keer op keer met mijn neus tegen de etalageruiten van het leven gedrukt. Ik kijk naar het aanbod achter glas. Mooie mensen met mooie idealen en dromen. Ik zie veel groene harten. Ik wil ze aanraken, meedoen. Maar waar moet ik beginnen? Waar pas ik bij? En waar is het gevaar? Wat als ik weer weg wil, omdat ik toch niet pas?Een ruitje verder wordt het grimmig. Mensen met een boze mening. Mensen met een tas vol oordelen en opgeheven vuisten. Bang voor wat ze misschien wel wordt afgenomen, niet bereid te delen. Samen spelen, samen delen…hoe oud zijn mensen eigenlijk als ze dat vergeten?Nog een ruitje verder. Alle kleur is nu verdwenen. Ik zet een stap naar achteren in de hoop iets te onderscheiden. Mijn hart voelt koud. Pijn. Ik kijk naar vliegtuigen, bommen, ingestorte gebouwen, puin. Het enige licht komt van het vuur, dat brandt in de puinhopen. Ik knijp mijn ogen dicht en buig mijn hoofd. Schuifelend door naar de volgende ruit. Mensen in de rij. Daar staat angst, daar staat trauma. Ik zie verdriet, ze staat daar met gebogen hoofd. Ik zie mensen in gevecht, met hun diagnose, omdat ze nog niet geleerd hebben hoe ze samen kunnen bestaan. Ze wachten. Allemaal in de rij. Omdat ze met meer zijn, omdat ze te veel zijn. Hulp is duur en er is niet genoeg plek voor iedereen. Ik kijk ze allemaal even aan. Ik hoop dat ze in mijn ogen, mijn bewondering zien. Bewondering voor de moed om hulp te vragen. Ook al is de hulp zo schaars. Ik hoop dat ze een beetje aanmoediging zien en een heleboel liefde. Het kost mij niets dat beetje steun. Ik raak niets kwijt door het te geven. Een sprankje hoop fladdert door mijn hart. Is er dan toch een antwoord?De laatste ruit. Ik durf nog niet goed te kijken, maar ik voel de warmte door het glas. Als ik opkijk zie ik regenbogen, glitters en liefde… zoveel liefde. Ik zie mensen. Kleur, voorkeur, gender, mentale- of fysieke gezondheid…in deze ruit doet het er niet toe. In deze ruit is iedereen gelijk, iedereen welkom en met iedereen wordt rekening gehouden. De liefde die ze delen, straalt als een warme zon om hen heen. Hier wil ik zijn. Op een klein bordje aan de gevel staat in sierlijke letters: “Liefde is geduldig en vol goedheid. Liefde oordeelt niet en kent geen afgunst. Liefde maakt geen onderscheid. Liefde vermenigvuldigt zich als het gedeeld wordt.” Dat is het antwoord. Het antwoord is liefde. Liefde voor jezelf, liefde voor de ander. Liefde voor het leven en liefde voor de wereld om je heen. Het lijkt zo ontzettend gemakkelijk. Waarom gaat het dan steeds zo gruwelijk mis? En hoe maken we het weer beter? Zijn de lieve mensen nog steeds met meer? De wereld voelt steeds zwaarder. Het wordt me allemaal een beetje te veel. Genoeg gewinkeld, ik ga naar huis. Naar de plek die veilig is. Ik ben moe en nog steeds een beetje angstig, maar in mijn hart gloeit een klein sprankje hoop. Als alleen al een paar mensen steeds een klein vonkje liefde afgeven, ontstaat er vanzelf een keer een vuur. En als we dat vuur blijven voeden, dan zal het blijven branden. In alle schitterende kleuren van de regenboog!*